Iets over de historie van chocoladecouverture,
HISTORIE VAN DE CACAOBOON
Herkomst:
De 'Theobroma cacao'
oftewel cacaoboom, is een groenblijvende plant die voorkomt in tropische
gebieden. Hij kan ca. 12 meter hoog worden. Voor de winning van cacao worden de
planten speciaal gekweekt en aangeplant. Deze planten worden bewust klein
gehouden (maximaal ca. vier meter). Een jonge plant bloeit pas na een jaar. Nog
een half jaar later kunnen de eerste vruchten worden geoogst. Er zijn drie
groepen cacaoplanten. De 'Criollo' geeft gele of rode vruchten die een dunne,
maar wrattige vruchtwand hebben met 10 diepe groeven. De 'Criollo' komt
voornamelijk in Midden-Amerika, Mexico en Venezuela voor. De beste kwaliteit
cacao is afkomstig van deze boom, die echter het minst wordt aangeplant. De
'Trinitario' groeit in Trinidad, Venezuela en Ecuador en heeft vruchten van
verschillende vorm en kleur. De 'Forastero' tenslotte heeft gele vruchten met
een dikke wand en minder diepe groeven. De 'Forastero' levert ongeveer 80% van
de wereldopbrengst van cacao. Deze boom groeit vooral in Brazilië en
West-Afrika.
De oogst:
De cacaoboom bloeit het hele jaar door en geeft bij
elkaar wel 10.000 reukloze, lichtroze bloempjes. Gemiddeld maar 1 op de 500
bloemen groeit uit tot een volwaardige cacaovrucht. De rijpe vruchten van de
cacaoboom worden zorgvuldig geplukt, zonder daarbij nieuwe bloemen te
beschadigen. Voor het plukken wordt gebruik gemaakt van een lange stok. Na het
plukken worden de vruchten geopend. Hierbij worden de cacaobonen zichtbaar; ze
zijn omgeven door een wit, geleiachtig vruchtvlees. De cacaobonen hebben nu nog
een paarsachtige kleur en een heel bittere smaak. De cacaobonen worden op een
grote stapel of in speciale kisten gelegd en afgedekt met bananenbladeren of
jutezakken om te fermenteren (gisten).
Tijdens de fermentatie veranderen er in
de cacaoboon drie dingen: - de kiemkracht wordt teniet gedaan, - de kleur
verandert van crème-wit in chocoladebruin, - de bittere smaak verandert in een
aangenaam aroma, (cacaorood en theobromine). De bonen worden onder de hete zon 6
à 10 dagen te drogen gelegd, waarbij ze regelmatig worden geharkt. Hierbij
ontwikkelt zich het cacao-aroma verder. Dit drogen van de bonen kan ook in ovens
plaatsvinden. De gedroogde cacaobonen worden zorgvuldig gesorteerd op gewicht en
kwaliteit. De gesorteerde bonen worden in grote zakken gedaan, klaar om te
worden verscheept.
De winning: Meestal pas in het invoerland worden de
cacaobonen licht gebrand. Hierbij ontwikkelt zich het volle aroma. Na het
branden worden de bonen gebroken, fijn gestampt en vervolgens gepeld. Deze
gebroken bonen worden steeds verder vermalen, totdat het vet (cacaoboter) in de
bonen warm wordt waardoor er vloeibare cacaomassa ontstaat. Deze cacaomassa
wordt in repen gegoten en verzonden naar chocoladeverwerkers. Ook uit vloeibare
cacaomassa kan cacaopoeder worden gemaakt. De massa wordt geperst. Hierbij wordt
onder hoge druk de aanwezige cacaoboter (52%) uit de massa geperst. Cacaoboter
is al bij lichaamstemperatuur vloeibaar. Bij de bereiding van chocolade wordt de
cacaoboter weer gebruikt. Ook bij bereiding van cosmetica (o.a. crèmes en
lippenbalsems) wordt cacaoboter gebruikt. De uitgeperste cacaomassa (de
cacao-perskoek) wordt tot zeer fijn poeder vermalen: cacaopoeder. Door extra
toevoeging van: melkpoeder, suiker, noten en andere smaken is men in staat om
chocolade te maken met diverse smaken.
Chocolade &
Couverture:
De namen chocolade en/of couverture mogen niet zomaar willekeurig
worden gebruikt. In de Warenwet staat precies waaraan chocolade en couverture
moeten voldoen. Eèn van de eisen voor couverture is, dat er minstens 31%
cacaoboter in moet zitten. Zit er minder dan 31% cacaoboter in, dan spreekt men
van chocolade en niet meer van couverture. Zowel in couverture als in chocolade
mogen geen andere vetten dan cacaoboter zitten. Chocolade moet minimaal 18%
cacaoboter bevatten.
Couverture is een mengsel van cacaomassa (de gemalen
samengeperste cacaobonen), cacaoboter, suiker, emulgator en smaakstoffen. Door
de cacaoboter zal de couverture bij afkoelen weer hard worden. Dit stollen
noemen we ook wel uitkristalliseren. Als de couverture in de juiste conditie is
gebracht (tempereren), ontstaat na rustig stollen een couverture die na het
afkoelen:
- een glanzend oppervlak heeft,
- voldoende hard is en bij breken een
knappend geluid geeft,
- langzaam smelt in de mond ( niet zanderig is).
Couverture heeft na rustig stollen deze eigenschappen, omdat er dan veel kleine
kristallen in zitten. Als de couverture niet in de juiste conditie is geweest,
ontstaan bij het stollen grote vetkristallen. Er ontstaat dan een couverture
die:
- een dof oppervlak heeft,
- grof en zanderig is en duidelijk minder
lekker,
- een streperig oppervlak.
De juiste conditie:
Gesmolten couverture moet
in een bepaalde conditie gebracht worden. Anders ontstaat er na het stollen geen
goed product. Bij het afkoelen moeten er in de couverture kleine
vetkristalletjes gevormd worden. Deze kristalletjes ontstaan door het
tempereren. Tempereren is door middel van tableren de couverture de juiste
consistentie en verwerkingstemperatuur geven. In couverture kunnen vier soorten
kristallen voorkomen. Eèn van die vier soorten heeft hele kleine kristalletjes.
Deze kristalletjes noemen we Bèta II kristalletjes. Deze kristalletjes geven de
glans en de harde breuk. Je begrijpt dat het belangrijk is om zoveel mogelijk
van deze kristalletjes in de couverture te krijgen. De andere drie soorten
kristallen hebben een andere vorm en mogen eigenlijk niet in couverture zitten.
Zij geven producten met veel slechte eigenschappen.
In cacaoboter
zitten vier soorten kristallen:
Gamma smelt bij 18.0°C
Alpha smelt bij 23.5°C
Bèta I smelt bij 28°C
Bèta II smelt bij 34.7°C
Bij 45°C zijn alle
kristalvormen gesmolten. Bij het tempereren wordt zo met de temperatuur
'gespeeld' dat er alleen maar Bèta II-kristalletjes ontstaan. In de grafiek van
de vorige pagina staat nog eens wat er met de temperatuur gebeurt. Tijdens het
tableren wordt een deel gekoeld tot 27°C. Omdat deze temperatuur veel lager is
dan 34.7°C, ontstaan er erg snel veel Bèta II-kristalletjes. De massa begint te
stollen. Tijdens het tableren worden de kristalletjes goed verdeeld door de
massa. Deze massa wordt gemengd met de rest (1/3e deel) van de couverture. De
temperatuur van het geheel is 31 à 32°C. Als er toch Bèta I kristallen zijn
ontstaan zullen deze bij 31°C weer smelten. Bèta II-kristallen zullen bij 31°C
niet smelten en/of verdwijnen. Integendeel, er komen, hoewel langzaam, steeds
meer. Deze Bèta II-kristallen zijn namelijk entkristallen. Dat betekent dat ze
aangroeien en het er steeds meer worden. Zo ontstaat er dus een mooie glans en
harde breuk .
Vocht en couverture:
Couverture, maar vooral melkchocolade en
witte chocolade zijn hygroscopische (vochtaantrekkende) producten. De fijn
verdeelde suiker en melkpoeder trekken gemakkelijk vocht aan. Een gevolg is dat
het zetmeel, dat een belangrijk deel uitmaakt van de droge cacaobestandelen gaat
verstijfselen. De couverture wordt hierdoor aanmerkelijk stijver en er kunnen
klontjes ontstaan.
Soorten couverture:
- Pure, melk- en witte couverture
Naast
de gewone (pure) couverture is er ook nog melkcouverture en witte couverture.
Melkcouverture is 'gewone' couverture met melkpoeder. Witte couverture is
melkcouverture zonder cacaomassa.
- Glaceer-, spuit- en vormcouverture
Niet alle
soorten couverture bevatten evenveel cacaoboter. De hoeveelheid cacaoboter hangt
af van de toepassing van de couverture. Doordat bij verwarming cacaoboter zacht
en min of meer vloeibaar wordt, smelt de couverture. Met meer cacaoboter is
gesmolten couverture vloeibaarder en slapper. Met weinig cacaoboter zal de
gesmolten couverture stroperiger zijn.
Glaceercouverture:
Gesmolten
glaceercouverture is vrij slap. Er zit meer cacao-boter in dan in andere vormen.
Glaceercouverture wordt gebruikt voor couvreren (bedekken met couverture) van
koekjes, gebakjes en bonbons.
Vormcouverture:
Gesmolten vormcouverture is
stroperiger dan glaceer-couverture. Ze bevat minder cacaoboter en is daarom
geschikt om in vormen verwerkt te worden. Je moet hierbij denken aan
chocoladeletters en holle chocoladefiguren zoals paashazen, enz.....
Spuitcouverture:
Gesmolten spuitcouverture is nog stroperiger dan vormcouverture.
In gesmolten toestand is ze dik stroperig zodat gespoten modellen hun vorm
behouden. Ze wordt gebruikt om allerlei chocolademodellen mee te spuiten zoals
bv. krakelingen, enz.....
Elk van deze vormen is verkrijgbaar als puur, melk en
witte couverture.
De MAKERS.
terug